Zaterdagochtend. Begin maart. Koud buiten. Schril zonnetje. Vogels denken dat het al voorjaar is. Maken duikvluchtjes en stellen zich aan. Twee merels met de kolder in hun kop duiken langs mijn raam. Een daarvan weet in de vroegte van het vliegseizoen de stuurknuppel nog niet optimaal te bedienen en knalt, Bam!, tegen mijn raam. Dat heb je er van, van dat uitgelaten gedoe.
Ik stap naar buiten. In een onprettige houding ligt het merelvrouwtje op de terrastegels. Als ik haar oppak is er geen verzet. Geen gefladder. Alleen een ingetrokken linkerpootje en twee gesloten oogjes. Het hartje klopt. Ik aai over haar lijfje en bescherm haar tegen de gemene koude wind in mijn handpalmen. Weinig respons. Het pootje is ingetrokken. Gebroken? Wellicht, maar vogeldeskundige ben ik niet. Het enige dat ik kan doen is wat aaien en een beetje praten. 'Toe maar, je kunt het wel, ga maar weer vliegen', fluister ik op het gevaar af dat de buren mij horen en mij voor gek verklaren. Maar het helpt. De merel knapt op. In het voorjaarszonnetje begint haar kopje een beetje naar links en rechts te bewegen. Haar ogen worden ronder. De reflexen komen terug. Op mijn aaien reageert ze zelfs een beetje van 'niet aan me zitten'. Dat is goed. Een poep! Op mijn hand. Prima, denk ik. Wie poept leeft! Dan komt het moment waarop ik gehoopt had. Mijn vogel strekt de poten en er komt beweging in de vleugels. Het kopje heft zich op. De ogen sperren zich open. En ze vliegt! Een kwettergeluidje uitslaand als dank voor mijn eerste hulp.
Reacties