Eindcijfer 5
Mark was tweeëntwintig en studeerde Politicologie. In het studentenhuis waar hij woonde, woonden nog vier studenten: Maarten, Rudolf, Gijs en Armand. Zij studeerden allemaal iets anders. Rechten, Filosofie, Economie en Engels. Mark beweerde altijd dat zijn studentenhuis het leukste huis in de binnenstad was. En het intelligentste! Het was er volgens zijn zeggen 'elke dag feest op niveau'. Zo ook die bewuste dag.
De studenten zaten om een uur of vier bij elkaar in Marks kamer. Dat was de grootste kamer van het huis. Ze dronken een biertje. Een goedkoop merk zoals gewoonlijk, want ze waren tenslotte armlastige studenten die slechst af en toe wat bijverdienden in de horeca. Nou ja, armlastig… als ze even met z’n vijven een uurtje stug doordronken, ging er al snel een kratje doorheen en hoorde je niemand over geld. Nee, het ging altijd over voetbal. En over vrouwen. En natuurlijk over onzin en gekkigheid. En toen was het moment daar dat er tòch gesproken werd over, jawel, geld. Rudolf begon er eigenlijk mee. Hij vertelde dat er in Spanje een man 43 miljoen euro had gewonnen. 43 Miljoen euro, stel je voor! Gelijk sloegen de fantasieën van de mannen op hol. De één had nog een mooiere bestemming in zijn gedachten dan de ander. ‘Ik weet een eiland te koop in de Stille Zuidzee’, zei Armand. ‘Kost rond de 20 miljoen. Dat koop ik en daar ga ik wonen. En jullie mogen elk jaar op mijn kosten langskomen’, lachte hij. De studenten dronken nog een biertje. En nog één. En de verhalen wat te doen met zoveel geld, werden steeds mooier en wilder. Totdat Mark met enige moeite uit zijn stoel kwam, in het midden van zijn kamer ging staan en zei: ‘Oké, genoeg gefantaseerd. Hoogste tijd voor actie. We kopen morgen met z’n vijven een Staatslot. Met de Jackpot van ruim 27 miljoen kunnen we al onze dromen waarmaken en stoppen we direct met die klotestudies van ons. Ja toch? Wie doet er mee?’. Allemaal staken ze hun hand in de lucht. Armand opperde gelijk tot actie over te gaan en direct, dus nu, het Staatslot te kopen bij Ted. Ted was de sigarenman waar de jongens altijd dikke sigaren kochten als ze hun maandelijkse studiefinanciering binnen hadden. ‘Tedje is nog open’, zei Armand, ’dus waarom wachten tot morgen?’ De anderen stemden in en spoelden de laatste restjes van hun bier weg. Bij het sluiten van zijn kamerdeur hoorde Mark zijn klok vijf uur slaan. Bij Ted de sigarenman aangekomen was het nog steeds dikke pret. De gedachte aan een hoofdprijs maakte de stemming van de jongens alleen maar beter. ‘Dus de heren willen een Staatslot’, herhaalde de sigarenman. ‘Hebben we voorkeur voor een eindcijfer?’. ‘Een acht’ zei Rudolf, ‘mijn geboortedatum’. ‘Mooi niet’, antwoordde Mark. ‘Niks geen voorkeur voor een eindcijfer. Het heet een lot. Het lot wordt bepaald weet je wel? Dat bepaal je niet zelf'. De anderen waren het eens met Mark. Goede gedachte. Je lot wórdt bepaald, dus ook je Staatslot. 'Laat de computer maar het eindcijfer bepalen' zei Mark. Ted drukte de knop van de computer in, nam het verse Staatslot eruit en gaf het aan Mark. ‘Heer, kijk… enkele reis paradijs’, zei Ted. Mark hield het lot wapperend boven zijn hoofd en de anderen slaakten een kreet van opwinding. Mark betaalde, stopte het lot in zijn portemonnee en de studenten gingen, net zo rumoerig als ze gekomen waren, de winkel uit. Buiten op de stoep voor de winkel was er overleg hoeveel er precies per man betaald moet worden. Rudolf die Economie studeerde, rekende hardop voor. Op dat moment viel Mark hem in de rede en zei dat hij nog even een pakje kauwgom wilde kopen. ‘Twee tellen, ben zo terug’, wierp hij zijn studiematen toe. Buiten werd er driftig doorgerekend. Toen Mark de winkel uitkwam, was het resultaat van de calculatie bekend. ‘We betalen Mark allemaal vijf euro. Dan betaalt hij per saldo zelf iets meer dan wij, maar trakteren wij hem op een biertje bij De Bommel’, voegde Rudolf er aan toe. Het was een deal. En zo liepen de vijf studenten de donkere straat in op weg naar hun stamkroeg. Daar fantaseerden ze verder, met het zojuist aangekochte Staatslot voor zich op de tafel waaraan zij zaten. Totdat Gijs zijn biertje omstootte en het lot een plens bier te absorberen kreeg. Mark schoot op: ‘Gijs, pas even op ja, straks is het nummer onleesbaar’, depte hij het lot droog op de mouw van zijn jasje. Onder een mompelend sorry van Gijs borg Mark het gedroogde Staatslot veilig op in zijn portemonnee.
Twee weken later, op de avond van de trekking, waren alleen Mark, Maarten en Armand in het studentenhuis; Rudolf en Gijs waren met een groepje studiegenoten een lang weekend skiën in Winterberg. En eerlijk gezegd was iedereen, door alle drukte rondom Kerst en Oud & Nieuw, de trekking ook een beetje vergeten. Alleen Mark niet.
Mark zat voor zijn flatscreen-tv met niet één, maar twee loten in zijn hand. Eén lot waarvan hij samen met zijn vrienden eigenaar was en een lot waarvan hij helemaal alléén eigenaar was. Terwijl zijn vrienden buiten bij Ted de sigarenman hadden staan wachten en rekenen, was Mark teruggegaan, zogenaamd voor een pakje kauwgom, maar had hij nog een Staatslot voor zichzelf gekocht. ‘Voorkeur voor een eindcijfer’, had Ted gevraagd, waarop Mark had gezegd: ‘Ja, vijf’. En eindcijfer vijf werd het. Op dat Staatslot, het lot dat helemaal alleen van Mark was en van niemand anders, het lot met het eindcijfer vijf, viel die avond de hoofdprijs met Jackpot. Mark, student Politicologie, tweeëntwintig jaar en wonend in de grootste kamer van het leukste studentenhuis in een grote stad, werd die avond multi-multi-miljonair. Nadat hij de uitslag van de trekking op Teletekst drie, vier keer had nagelezen en zijn Staatslot door en door had gecontroleerd, slaakte hij een vreugdekreet zo doordringend en hard, dat Maarten en Armand binnen een paar tellen geschrokken op zijn kamer stonden. ‘Wat is er?’ had Armand geroepen. ‘Gewonnen, gewonnen, gewonnen!’, viel Mark zijn twee vrienden in de armen. En met de nadruk op het eerste woordje, zei hij ‘We zijn multi-miljonairs, kijk hier!’ en hij toonde het winnende lot aan de twee andere jongens die op hun beurt elk cijfertje nauwkeurig controleerden. Wie maanden later aan Mark vroeg waarom hij destijds voor een vijf als eindcijfer gekozen had, kreeg steevast hetzelfde antwoord. ‘We waren met zijn vijven, we dronken die middag de man vijf biertjes, toen we naar Ted gingen sloeg de klok vijf slagen en iedereen betaalde mij als aandeel voor ons gezamenlijke lot vijf euro. Het cijfer moest dus vijf zijn’. Vijf jaar later dacht Mark nog dikwijls terug aan het moment dat hij, Armand en Maarten van blijdschap stonden te dansen in zijn kamer. En aan de momenten die daarop volgden. Hoe de andere twee jongens nog diezelfde nacht terugkwamen uit Winterberg en zij hun geluk met hun vijven deelden. De Champagne. De rondjes die ze gaven in De Bommel. De feesten op de kamer van Mark. De bromfiets die ze kochten voor Ted, de sigarenman. De colleges die ze misten. Hun ouders met hun goede adviezen. Wat waren ze rijk, tevreden en helemaal van slag.
En nu zaten ze weer, net als toen die namiddag, bij elkaar. Vijf ex-studenten, nog altijd vrienden en samen goed voor zo’n slordige 27,5 miljoen euro. Goed, de omgeving was anders, de zon scheen op deze plek weldadig op hun bruine lichamen, de palmbomen waaronder ze lagen ruisten zacht en het strand was hagelwit. 'Op ons mannen', toostte Mark met zijn flesje Budweiser in de richting van de anderen. Die deden hetzelfde en zetten de flesjes aan hun mond. 'Herinneren jullie nog het moment dat wij ons gouden lot hadden gekocht en dat we buiten stonden bij Ted?', vroeg Mark langs zijn neus weg. De vier reageerden niet; uiteraard herinnerden zij zich dat. Zo’n moment vergeet je je hele leven niet. Elk beeld uit die film stond in hun collectieve geheugen gegrift. 'Weten jullie ook nog dat ik teruggegaan ben naar binnen?', ging Mark verder. 'Terug? Jij?', vroeg Maarten die rechtop ging zitten op zijn ligbed. 'Ja, om nog een lot te kopen', antwoordde Mark. Op dat moment gingen ook Maarten en Armand rechtop zitten. Alleen Rudolf staarde, met z’n zonnebril op zijn voorhoofd, onoplettend de strakblauwe lucht in. De anderen keken naar Mark, die zijn flesje in het zand zette en met zijn andere hand naar zijn portemonnee reikte in zijn rechterachterzak van zijn korte broek. Met twee vingers haalde hij uit de soufflé van de bruinleren portemonnee een Staatslot. Het was een beetje gekreukt en iets verschoten. Mark las hardop: '1/1 lot. Oudejaarstrekking 2006/2007. 31 December 2006. Jackpot JA. Serie KR 058082. 27,5 Miljoen'. En hij bracht het lot naar zijn neus en rook er aan. ‘Heerlijk’, zei hij, ’de geur van bier’. Toen hield hij het lot pontificaal voor de neus van Gijs die naast hem lag. 'Nooit meer doen Gijssie hè, bier over een Staatslot gooien. Nou ja… in dit geval was het niet erg. Er is namelijk nooit, niks, nada, niënte op dit lot gevallen. Behalve dat glas bier van jou dan. En verder geen eurocentje’.
De monden van de drie anderen vielen open. Ook Rudolf was opeens bij de les. 'Maar onze hoofdprijs dan?', vroeg Armand, 'die hebben we toch gewonnen met dit lot? We zijn toch rijk? Of niet dan?'. 'We zijn inderdaad stinkend rijk’, antwoordde Mark. ‘Maar niet dankzij dìt lot. Anders zou ik het niet meer in mijn bezit hebben. Een lot waarop een prijs valt, moet je namelijk inleveren, zoals jullie weten. Nee, wij zijn rijk mannen, omdat ik die bewuste avond nog even ben teruggegaan naar binnen en een ander Staatslot met het goede eindcijfer kocht. Eh, trouwens… ik krijg nog de man vijf euro van jullie’.
Mark was tweeëntwintig en studeerde Politicologie. In het studentenhuis waar hij woonde, woonden nog vier studenten: Maarten, Rudolf, Gijs en Armand. Zij studeerden allemaal iets anders. Rechten, Filosofie, Economie en Engels. Mark beweerde altijd dat zijn studentenhuis het leukste huis in de binnenstad was. En het intelligentste! Het was er volgens zijn zeggen 'elke dag feest op niveau'. Zo ook die bewuste dag.
De studenten zaten om een uur of vier bij elkaar in Marks kamer. Dat was de grootste kamer van het huis. Ze dronken een biertje. Een goedkoop merk zoals gewoonlijk, want ze waren tenslotte armlastige studenten die slechst af en toe wat bijverdienden in de horeca. Nou ja, armlastig… als ze even met z’n vijven een uurtje stug doordronken, ging er al snel een kratje doorheen en hoorde je niemand over geld. Nee, het ging altijd over voetbal. En over vrouwen. En natuurlijk over onzin en gekkigheid. En toen was het moment daar dat er tòch gesproken werd over, jawel, geld. Rudolf begon er eigenlijk mee. Hij vertelde dat er in Spanje een man 43 miljoen euro had gewonnen. 43 Miljoen euro, stel je voor! Gelijk sloegen de fantasieën van de mannen op hol. De één had nog een mooiere bestemming in zijn gedachten dan de ander. ‘Ik weet een eiland te koop in de Stille Zuidzee’, zei Armand. ‘Kost rond de 20 miljoen. Dat koop ik en daar ga ik wonen. En jullie mogen elk jaar op mijn kosten langskomen’, lachte hij. De studenten dronken nog een biertje. En nog één. En de verhalen wat te doen met zoveel geld, werden steeds mooier en wilder. Totdat Mark met enige moeite uit zijn stoel kwam, in het midden van zijn kamer ging staan en zei: ‘Oké, genoeg gefantaseerd. Hoogste tijd voor actie. We kopen morgen met z’n vijven een Staatslot. Met de Jackpot van ruim 27 miljoen kunnen we al onze dromen waarmaken en stoppen we direct met die klotestudies van ons. Ja toch? Wie doet er mee?’. Allemaal staken ze hun hand in de lucht. Armand opperde gelijk tot actie over te gaan en direct, dus nu, het Staatslot te kopen bij Ted. Ted was de sigarenman waar de jongens altijd dikke sigaren kochten als ze hun maandelijkse studiefinanciering binnen hadden. ‘Tedje is nog open’, zei Armand, ’dus waarom wachten tot morgen?’ De anderen stemden in en spoelden de laatste restjes van hun bier weg. Bij het sluiten van zijn kamerdeur hoorde Mark zijn klok vijf uur slaan. Bij Ted de sigarenman aangekomen was het nog steeds dikke pret. De gedachte aan een hoofdprijs maakte de stemming van de jongens alleen maar beter. ‘Dus de heren willen een Staatslot’, herhaalde de sigarenman. ‘Hebben we voorkeur voor een eindcijfer?’. ‘Een acht’ zei Rudolf, ‘mijn geboortedatum’. ‘Mooi niet’, antwoordde Mark. ‘Niks geen voorkeur voor een eindcijfer. Het heet een lot. Het lot wordt bepaald weet je wel? Dat bepaal je niet zelf'. De anderen waren het eens met Mark. Goede gedachte. Je lot wórdt bepaald, dus ook je Staatslot. 'Laat de computer maar het eindcijfer bepalen' zei Mark. Ted drukte de knop van de computer in, nam het verse Staatslot eruit en gaf het aan Mark. ‘Heer, kijk… enkele reis paradijs’, zei Ted. Mark hield het lot wapperend boven zijn hoofd en de anderen slaakten een kreet van opwinding. Mark betaalde, stopte het lot in zijn portemonnee en de studenten gingen, net zo rumoerig als ze gekomen waren, de winkel uit. Buiten op de stoep voor de winkel was er overleg hoeveel er precies per man betaald moet worden. Rudolf die Economie studeerde, rekende hardop voor. Op dat moment viel Mark hem in de rede en zei dat hij nog even een pakje kauwgom wilde kopen. ‘Twee tellen, ben zo terug’, wierp hij zijn studiematen toe. Buiten werd er driftig doorgerekend. Toen Mark de winkel uitkwam, was het resultaat van de calculatie bekend. ‘We betalen Mark allemaal vijf euro. Dan betaalt hij per saldo zelf iets meer dan wij, maar trakteren wij hem op een biertje bij De Bommel’, voegde Rudolf er aan toe. Het was een deal. En zo liepen de vijf studenten de donkere straat in op weg naar hun stamkroeg. Daar fantaseerden ze verder, met het zojuist aangekochte Staatslot voor zich op de tafel waaraan zij zaten. Totdat Gijs zijn biertje omstootte en het lot een plens bier te absorberen kreeg. Mark schoot op: ‘Gijs, pas even op ja, straks is het nummer onleesbaar’, depte hij het lot droog op de mouw van zijn jasje. Onder een mompelend sorry van Gijs borg Mark het gedroogde Staatslot veilig op in zijn portemonnee.
Twee weken later, op de avond van de trekking, waren alleen Mark, Maarten en Armand in het studentenhuis; Rudolf en Gijs waren met een groepje studiegenoten een lang weekend skiën in Winterberg. En eerlijk gezegd was iedereen, door alle drukte rondom Kerst en Oud & Nieuw, de trekking ook een beetje vergeten. Alleen Mark niet.
Mark zat voor zijn flatscreen-tv met niet één, maar twee loten in zijn hand. Eén lot waarvan hij samen met zijn vrienden eigenaar was en een lot waarvan hij helemaal alléén eigenaar was. Terwijl zijn vrienden buiten bij Ted de sigarenman hadden staan wachten en rekenen, was Mark teruggegaan, zogenaamd voor een pakje kauwgom, maar had hij nog een Staatslot voor zichzelf gekocht. ‘Voorkeur voor een eindcijfer’, had Ted gevraagd, waarop Mark had gezegd: ‘Ja, vijf’. En eindcijfer vijf werd het. Op dat Staatslot, het lot dat helemaal alleen van Mark was en van niemand anders, het lot met het eindcijfer vijf, viel die avond de hoofdprijs met Jackpot. Mark, student Politicologie, tweeëntwintig jaar en wonend in de grootste kamer van het leukste studentenhuis in een grote stad, werd die avond multi-multi-miljonair. Nadat hij de uitslag van de trekking op Teletekst drie, vier keer had nagelezen en zijn Staatslot door en door had gecontroleerd, slaakte hij een vreugdekreet zo doordringend en hard, dat Maarten en Armand binnen een paar tellen geschrokken op zijn kamer stonden. ‘Wat is er?’ had Armand geroepen. ‘Gewonnen, gewonnen, gewonnen!’, viel Mark zijn twee vrienden in de armen. En met de nadruk op het eerste woordje, zei hij ‘We zijn multi-miljonairs, kijk hier!’ en hij toonde het winnende lot aan de twee andere jongens die op hun beurt elk cijfertje nauwkeurig controleerden. Wie maanden later aan Mark vroeg waarom hij destijds voor een vijf als eindcijfer gekozen had, kreeg steevast hetzelfde antwoord. ‘We waren met zijn vijven, we dronken die middag de man vijf biertjes, toen we naar Ted gingen sloeg de klok vijf slagen en iedereen betaalde mij als aandeel voor ons gezamenlijke lot vijf euro. Het cijfer moest dus vijf zijn’. Vijf jaar later dacht Mark nog dikwijls terug aan het moment dat hij, Armand en Maarten van blijdschap stonden te dansen in zijn kamer. En aan de momenten die daarop volgden. Hoe de andere twee jongens nog diezelfde nacht terugkwamen uit Winterberg en zij hun geluk met hun vijven deelden. De Champagne. De rondjes die ze gaven in De Bommel. De feesten op de kamer van Mark. De bromfiets die ze kochten voor Ted, de sigarenman. De colleges die ze misten. Hun ouders met hun goede adviezen. Wat waren ze rijk, tevreden en helemaal van slag.
En nu zaten ze weer, net als toen die namiddag, bij elkaar. Vijf ex-studenten, nog altijd vrienden en samen goed voor zo’n slordige 27,5 miljoen euro. Goed, de omgeving was anders, de zon scheen op deze plek weldadig op hun bruine lichamen, de palmbomen waaronder ze lagen ruisten zacht en het strand was hagelwit. 'Op ons mannen', toostte Mark met zijn flesje Budweiser in de richting van de anderen. Die deden hetzelfde en zetten de flesjes aan hun mond. 'Herinneren jullie nog het moment dat wij ons gouden lot hadden gekocht en dat we buiten stonden bij Ted?', vroeg Mark langs zijn neus weg. De vier reageerden niet; uiteraard herinnerden zij zich dat. Zo’n moment vergeet je je hele leven niet. Elk beeld uit die film stond in hun collectieve geheugen gegrift. 'Weten jullie ook nog dat ik teruggegaan ben naar binnen?', ging Mark verder. 'Terug? Jij?', vroeg Maarten die rechtop ging zitten op zijn ligbed. 'Ja, om nog een lot te kopen', antwoordde Mark. Op dat moment gingen ook Maarten en Armand rechtop zitten. Alleen Rudolf staarde, met z’n zonnebril op zijn voorhoofd, onoplettend de strakblauwe lucht in. De anderen keken naar Mark, die zijn flesje in het zand zette en met zijn andere hand naar zijn portemonnee reikte in zijn rechterachterzak van zijn korte broek. Met twee vingers haalde hij uit de soufflé van de bruinleren portemonnee een Staatslot. Het was een beetje gekreukt en iets verschoten. Mark las hardop: '1/1 lot. Oudejaarstrekking 2006/2007. 31 December 2006. Jackpot JA. Serie KR 058082. 27,5 Miljoen'. En hij bracht het lot naar zijn neus en rook er aan. ‘Heerlijk’, zei hij, ’de geur van bier’. Toen hield hij het lot pontificaal voor de neus van Gijs die naast hem lag. 'Nooit meer doen Gijssie hè, bier over een Staatslot gooien. Nou ja… in dit geval was het niet erg. Er is namelijk nooit, niks, nada, niënte op dit lot gevallen. Behalve dat glas bier van jou dan. En verder geen eurocentje’.
De monden van de drie anderen vielen open. Ook Rudolf was opeens bij de les. 'Maar onze hoofdprijs dan?', vroeg Armand, 'die hebben we toch gewonnen met dit lot? We zijn toch rijk? Of niet dan?'. 'We zijn inderdaad stinkend rijk’, antwoordde Mark. ‘Maar niet dankzij dìt lot. Anders zou ik het niet meer in mijn bezit hebben. Een lot waarop een prijs valt, moet je namelijk inleveren, zoals jullie weten. Nee, wij zijn rijk mannen, omdat ik die bewuste avond nog even ben teruggegaan naar binnen en een ander Staatslot met het goede eindcijfer kocht. Eh, trouwens… ik krijg nog de man vijf euro van jullie’.
Reacties